Zit er nog een schraperijtje in? (2024)

Algemeen

HARLINGEN - In opdracht van de PO Mosselcultuur vond de afgelopen vier weken de voorjaarsmosselzaadsurvey op de Waddenzee plaats, nodig om een eventuele zaadvisserijvergunning aan te vragen. De verwachting was dat er niet al teveel lag, en dat is ook wel gebleken, aldus de PO. Het meeste mosselzaad werd gevangen in die gebieden waar vorig jaar is gevist. Opvallend was dat in meer dan vijftig monsters Filipijnse tapijtschelpen werden aangetroffen. Dat biedt misschien wel perspectief, aldus Nico Laros, die de voorlaatste dag van de campagne meevoer.

Op maandagmorgen 5 mei 1986 om 07.00 uur maakte ik voor het eerst kennis met de mosselzaadvisserij in de Waddenzee. Er moesten die ochtend namens het ministerie van LNV ruim honderd vergunningen worden uitgedeeld in de visafslag Den Oever. Er was me door mijn voorganger op het hart gedrukt dat ik het ene jaar de vergunningen moest uitreiken van BRU naar ZZ en het volgende jaar van ZZ naar BRU. Want zodra de schipper zijn vergunning had gekregen rende hij naar boord en stoof vol gas de haven van Den Oever uit. Soms schampten de schepen elkaar bijna in de toen nog nauwe havenmond. Daarna begon de visserij van dag tot donker, gedurende zes weken met vier visdagen per week. Visplannen en passende beoordelingen, daar wisten we van het bestaan niet af.

Alles wat varen en vissen kon kwam uit Zeeland naar het Wad om mosselzaad te bemachtigen. Ik zag scheepjes die ik nooit eerder had gezien. Ook sommige schepen van de mechanische kokkelvissers deden op een vergunning van de mosselkwekers mee. Deze schepen konden juist op de drogere delen van het Wad goed uit de voeten. En juist dit zwarte en sterke mosselzaad ‘van droog’ was zeer geliefd bij de kwekers. Dit mosselzaad op de droogvallende banken overleeft vorst maar ook felle zonneschijn en heeft dus een extra dikke schelp. Predatoren zoals krabben en zeesterren hebben geen interesse in deze mosseltjes.

Voorafgaand aan deze visserij werd er door de toenmalige visserijopzieners met hun LNV-schepen een summiere inventarisatie uitgevoerd.

Dat gaat nu in 2024 wel even anders.

Veldwerk

Nu wordt in opdracht van de PO Mosselcultuur in het voorjaar het mosselbestand in het sublitoraal van de westelijke Waddenzee geïnventariseerd. Deze bestandsopname vindt plaats ten behoeve van het opstellen van het visplan en de vergunningverlening voor de mosselzaadvisserij. Het onderzoek is afgelopen weken uitgevoerd door WMR onder leiding van Douwe van den Ende. Het veldwerk vond plaats vanaf het kokkelvaartuig YE 42 tussen 11 maart en 5 april 2024.

De crew van de YE 42 bestaat uit schipper Bono Beenhakker. Bono komt van Yerseke en is vanaf januari 2024 schipper op de YE 42. Hiervoor heeft hij op de YE 116 van de Roem van Yerseke gevaren. Hij kent de mosselwereld dus van binnen en van buiten. Hij vertelde me dat hij het leuk en afwisselend werk vindt om de diverse onderzoeken te doen. ,,We werken voor WMR op de hele Waddenzee en zelfs een stukje Duits Wad, in de Voor- en Zeeuwse Delta en de Noordzee bij Den Haag vanwege de zogeheten Zandmotor. Daarnaast doen we werkzaamheden voor de Roem in de mzi’s.’’

Beenhakker werkt samen met Bert Zijlstra, die hiervoor 33 jaar in de visserij heeft gewerkt, onder andere op de KW 145 en ook nog bij de bekende dagboekschrijver Albert Kroon op de UK 18. En Bert heeft ook zijn neefje Lammert Klok weten te strikken om de actieve visserij te verlaten en op de YE 42 te komen werken. Lammert is deze weken overigens tijdelijk actief op de YE 116 in de mzi’s. Ze vinden het alle drie leuk om de onderzoekers te assisteren en genieten van de regelmatige werktijden en afwisseling. Deze nieuwe ploeg heeft er duidelijk zin in.

Droom

De vorige schipper, Bart Tazelaar, is nu schipper op een veerpont van het GVB bij het Centraal Station Amsterdam, zo hoorde ik. Hij is niet de enige uit de visserijwereld daar. Want er varen tientallen ex-vissers - vooral uit Urk en Wieringen - op de veerponten over het IJ naar Amsterdam Noord, de Houthaven, NDSM, Noordzeekanaal en andere lijnen.

Vannacht droomde ik dat ik zo’n GVB-veerpont met een paar gieken en een sleepnet op het IJ zag varen. De altijd goedlachse Wieringer schipper Jan de Visser (ex-WR 19) riep naar me: ‘Hé Nico, ff een trekkie doen hè, kijken of er wat zit”. Nou ja, het bloed kruipt tenslotte waar het niet gaan kan!

Bakken uit de lucht

Op donderdagmiddag 4 april ben in aan boord van de YE 42. De regen komt met bakken uit de lucht vallen. Maar een opgewekte reisleider Douwe van den Ende vertelt me wat ze de afgelopen weken hebben gedaan. Naast hem zit collega Jacob Capelle – allebei dus van WMR-Yerseke - om aan boord ondersteuning te geven. Daarnaast is er ook elke week een medewerker van de LNV Waddenunit aan boord, deze week is dit Jan Kostwinner (ms. Harder). De laatste geldt ook als meewerkend toezichthouder; dat is een eis van de ngo’s om zeker te weten dat er niet met de vangsten/cijfers wordt gesjoemeld.

In totaal worden er 560 stations bezocht in het diepe deel van de westelijke Waddenzee. Op elk station worden slepend monsters genomen met een lange zuigbuis voorzien van een aangepaste kokkelkor met een mesje (opening) van 20 cm. Bijna alles wat in de kor komt wordt opgezogen en komt via een lopende band in plastic kistjes terecht. Slib, zand, klei, hele kleine organismen worden door de spijlen van de zuig kor -of sorteermolen uitgespoeld en gaat levend weer overboord.

De sterke Peter van den Boomgaard (Mosselkantoor Yerseke) sjouwt afwisselend met kisten en meet aan dek de bruto inhoud van de vangst. Daarna wordt de totale vangst gesubsampled -kleiner gemaakt- tot een representatief monster. In de brug wordt de gesleepte afstand nauwkeurig gemeten, zo weet men de oppervlakte van de bodem die is bemonsterd. Zestig monsters worden genomen met een zogeheten ‘guts’, een stalen korf die bij een diepte van >20 meter over de bodem wordt gesleept, eveneens met een mesje van 20 cm.

Monnikenwerk

Na de monstername begint het monnikenwerk: het uitzoeken van de monsters. In een omgebouwde container zoeken de medewerkers van WMR en de LNV Waddenunit alle monsters uit. Naast schelpdieren als mosselen (zaad-,halfwas-,consumptiemosselen) worden ook kokkels, ensis (mesheften), mya’s (klapkonten), Japanse oesters (Creuses) en tegenwoordig ook op veel stations Filipijnse tapijtschelpen uitgezocht, gemeten en gewogen en in de computer ingevoerd. Dat geldt ook voor de predatoren krabben en zeesterren. Vis wordt zelden bijgevangen; heel soms een zeenaald, zandspiering of een grondel.

Het uitzoeken is een kwestie van verstand op nul en blik op oneindig. Vaak is het ook gezellig in de container. Met een muziekje op de achtergrond en een klein kacheltje wordt er onafgebroken gewerkt van 08.00 tot ca. 18.00 uur en alleen onderbroken door lunch -en koffiepauze. Voor een grap, een grol en sterke verhalen is er ook tijd genoeg.

Bodem en vogels

De monsters worden genomen in zowel voor de visserij open gebieden alsook in de gesloten gebieden. Je zou verwachten dat in de gebieden waar de mosselaars niet mogen vissen de mosselen over de verschansing lopen. Maar dat is niet zo. Eigenlijk is het verschil nihil. En eerlijkheid gebied me te zeggen dat het daar de natuurbeschermers ook niet om te doen is. Hun belangrijkste punt is dat de bodem onberoerd blijft, en als er dan een mosselbank ontstaat is het meegenomen. Uit ervaring weet ik ook dat er niet meer vogels in deze gesloten sublitorale gebieden te vinden zijn.

Het meeste mosselzaad wordt gevonden in de gebieden waar vorig jaar was gevist: Doove Balg, Breezanddijk, Monument (Vlieter) en op het Molenrak. In het Verversgat is toen niet gevist, maar daar is alles vrijwel weg. Er werden opvallend weinig zeesterren en krabben meegevangen. In de eerste week werden er behoorlijk wat dode mosselen gevonden in het Verversgat en Boontjes; het gevolg van veel zoet water spuien?

Tapijtschelpen

Verder is opvallend dat er in 51 monsters de Filipijnse tapijtschelp, die familie is van de venusschelpen, werd gevonden. Deze invasieve exoot breidt zich ongelooflijk snel uit en is een nieuwe soort die al niet meer is weg te denken. In 2008 werd deze soort voor het eerst in de Oosterschelde in het Marollegat gevonden. De Filipijnse tapijtschelp kan best eens een behoorlijke positieve rol gaan spelen in het dieet van de vogels op de droogvallende platen in de Waddenzee en Oosterschelde. Zeker als door de stijging van de temperatuur in de zomer de kokkel het vermoedelijk zwaar zal gaan krijgen.

De verwachtingen van deze survey waren niet al te hoog gespannen, omdat er vorig najaar al weinig zaad is gevonden. Dus of er nog wel een klein schraperijtje gaat komen in het voorjaar 2024 is afhankelijk van de uitkomst en of de PO Mosselcultuur een vergunning gaat aanvragen. Gelet op de huidige voorraad op de percelen acht ik de kans klein, maar hiermee loop ik voor de muziek uit, dat besef ik ook.

Maar goed, de voorjaar survey mosselzaad 2024 zit erop. Vanaf volgende week gaat de YE 42 verder om de biomassa kokkels in kaart te brengen.

Nico Laros

Zit er nog een schraperijtje in? (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Geoffrey Lueilwitz

Last Updated:

Views: 6192

Rating: 5 / 5 (80 voted)

Reviews: 87% of readers found this page helpful

Author information

Name: Geoffrey Lueilwitz

Birthday: 1997-03-23

Address: 74183 Thomas Course, Port Micheal, OK 55446-1529

Phone: +13408645881558

Job: Global Representative

Hobby: Sailing, Vehicle restoration, Rowing, Ghost hunting, Scrapbooking, Rugby, Board sports

Introduction: My name is Geoffrey Lueilwitz, I am a zealous, encouraging, sparkling, enchanting, graceful, faithful, nice person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.